Zehn kleine Berliner

"Wij staan voor de Gedächtniskirche, waar zijn jullie?" informeer ik, tien minuten na de afgesproken tijd. Leuk om met een grote groep vrienden een paar dagen weg te gaan, maar lastig om gezamenlijke activiteiten te coördineren. Er zijn altijd wel een paar mensen kwijt.

We zijn met z'n tienen in Berlijn. Het is best bijzonder dat deze hele club zowat elk jaar samen op pad gaat. De vriendschap ontstond uit ons dispuut. Meestal valt zo'n dispuut kort na het afstuderen uit elkaar, maar bijna iedereen “uit onze tijd” ziet elkaar nog regelmatig.

De initiatiefnemer voor deze reis is zelf een halve Duitser, en bovendien een gesjeesd historicus. Hij weet dus het een en ander van de stad en haar geschiedenis. Regelmatig prijst hij, als een ware Boudewijn Büch, een of ander obscuur stukje DDR-historie aan. Verder gaat hij prat op het aantal Brat-, Curry- en Bockwürste dat hij al op heeft.

Het hostel waar we logeren, staat in het oosten, vlak bij de plek waar in 1989 de muur voor het eerst werd doorbroken. Er staat een sober monument langs de kant van de weg waar we de eerste drie dagen overheen kijken. Verder staat de buurt vol met pompeuze, droef stemmende flatgebouwen.

In de souvenirshops op de stations kun je nog "stukjes muur" kopen. De cynicus in mij vraagt: welke muur? De Berlijnse Muur? Een Berlijnse muur? Of een muur ergens in China? Maar ach, er is misschien ook iets voor te zeggen om een onvervangbaar stuk erfgoed niet op de schoorsteenmantel van een koopzieke toerist te laten belanden.

Onze eerste dag eindigt in een Bierlokal waar ze enorme bergen Wiener schnitzel serveren, zonder saus maar met citroen (zoals het hoort) en gepofte aardappel. De aankleding is gezellig-kneuterig en er is een klein podiumpje waar, naar we aannemen, op de betere avonden live hoempapa-muziek ten gehore gebracht wordt. Bij afwezigheid hiervan zetten we na een paar drankjes zelf onze beste Duitse drinkliederen in ("Wenn das so weiter geht / bis morgen früh / steht uns der Alkohol / bis an die Knie").

Bij terugkomst in het hostel ontdekken we de oude jukebox, die nog op Duitse marken loopt. We gaan ons te buiten aan de lekker-foute eighties muziek, waarbij “der Falco” en “die Nena” natuurlijk niet ontbreken.

Als we eindelijk op bed neerploffen, maken we kennis met de degelijke stalen vering in onze matrassen. De afdrukken staan nog in mijn schouder. En de dekbedden zijn waarschijnlijk afgestemd op de ondervoede DDR-burger, want zelfs de onderdeurtjes onder ons klagen de volgende dag over koude voeten.

We ontbijten met zoete broodjes en slappe koffie bij een buurtbakkertje naast het hostel. Daarna struinen we de grote boekenwarenhuizen af. Opgetogen kopen we boeken in een taal die we niet beheersen, die we dus waarschijnlijk nooit zullen lezen, maar die we toch met veel moeite naar huis slepen. Want zeg nou zelf, wat is er mooier dan de ongelovige blik van iemand die in je kast de volledige set dagboeken van Joseph Goebbels ziet staan? (Het zijn er vijf, en ja, een van ons heeft ze daadwerkelijk gekocht)

Om elkaar af te troeven met onze aanwinsten, strijken we neer in een Starbucks. Berlijn zit vol met Starbucks, en voor wie het fenomeen niet kent: dat zijn coffeeshops waar ze geen wiet verkopen. Een gram wiet is overigens aanzienlijk goedkoper dan de meeste kopjes Starbucks-koffie. Diep onder de indruk van de prijzen en de dus te verwachten kwaliteit, bestellen we een intrigerend bakje drab. Het blijkt een Slush Puppie met koffiesmaak. Zijn we een illusie armer of een ervaring rijker? Ik kan niet beslissen, maar zeker is dat we 5 euro armer zijn en een stevige ijshoofdpijn rijker.

Om niet helemaal van cultuur verstoken te blijven, doen we het Deutsches Historisches Museum aan. De hoofdbestanddelen zijn potscherven, harnassen en schilderijen. Heel veel schilderijen. Als trots lid van de MTV/Internet-generatie heb ik natuurlijk geen geduld om de kaartjes te lezen (bovendien is mijn Duits minder dan matig), en ik raus in een klein uurtje door de uitgebreide collectie. Wel valt me op dat waar ik ook ga, er minstens twee bewakers elke beweging volgen. Misschien zie ik er toch niet zo goedmoedig en betrouwbaar uit als ik altijd heb gedacht.

Het hoogtepunt van het museumbezoek is het apparaat waarin we, volgens instructie, een euro en een stuiver in stoppen. We draaien een paar keer aan de hendel, en de stuiver komt er platgewalst en ingestempeld uit. De euro is verdwenen. De significantie van dit voorval ontgaat ons niet. Het apparaat is duidelijk een metafoor voor het leven zelf, voor de wringer van het universum waar we allemaal berooid en gemangeld uit komen. Of course, that might just be the beer talking.

Op de één-na-laatste dag spreken we 's avonds met z'n allen af om nog een keer flink te gaan feesten. Maar de vermoeidheid van de afgelopen dagen slaat toe, en als de tien kleine negertjes valt de een na de ander af. Uiteindelijk blijf ik over met twee anderen die ik normaalgesproken nooit los van de groep zie en die ik eigenlijk maar weinig te vertellen heb. Toch zijn we alledrie grimmig vastberaden om eens flink los te gaan; die afhakers moesten eens weten wat ze missen!

Maar ja, natuurlijk we zijn zelf ook moe, dus al snel is ons enthousiasme uitgeblust en zitten we met een cola light aan een tafeltje, af te wachten of het nog gezellig wordt. Gelukkig constateren we ineens dat we wel degelijk wat met elkaar gemeen hebben: met z'n drieën zijn we de enige vrijgezellen van de groep. Er ontstaat een onverwacht leuk gesprek over de perikelen van groepsvakanties met koppeltjes (met maar liefst drie intra-dispuut relaties vaste prik), over de hel van datingsites en over het feit dat single zijn zoooo veel leuker is dan zo'n stomme relatie. De volgende dag pretenderen we tegenover de rest heel stoer dat we "bruut uit clubben" zijn geweest.

Het is die laatste dag snikheet. De rest gaat nog even Adidas-shoppen (wat lastig blijkt, aangezien op zondag alle winkels dicht zijn in deze 'wereldstad'). Ik besluit, samen met een vriendin die de warmte ook niet trekt, om de dag alvast door te brengen op het Hauptbahnhof, alwaar wij de airconditioning van verschillende fastfoodketens aan een grondig onderzoek zullen onderwerpen. Zo'n dag, zonder plannen, zonder verplichtingen en zonder doelen, zou eigenlijk in geen enkele vakantie mogen ontbreken.

Op de terugweg is het stil in de ICE-trein. Door de warmte, maar ook omdat iedereen gewoon even op is. Na vijf dagen rekening houden met ieders wensen en vijf dagen vreemd gesnurk naast je tolereren (of juist een vreemde elleboog in je zij, als jij de schuldige bent) willen we allemaal graag weer naar huis.

Als op Utrecht Centraal de NS een half uur vertraging heeft en daarna de “Intercity” stopt in Woerden, Bodegraven, Alphen én Lammenschans, is er geen twijfel meer mogelijk: we zijn weer in Nederland. Alsof het een mottige oude jas is, wentelen we ons in de vertrouwde ergernissen van thuis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten